Op 21 september stonden de tanks van het 30e Korps aan de zuidelijke oever van de rivier de Waal, maar ze konden deze nog steeds niet oversteken. Beide bruggen over de Waal in Nijmegen, de verkeersbrug en de spoorbrug, waren nog in Duitse handen. De Duitsers behielden ook de controle over het gebied tussen de beide rivieren en de Rijnbrug bij Arnhem was nog niet door de Britten veroverd. De troepen van kolonel Frost, die zelf gewond was, moesten in de nacht van woensdag op donderdag de strijd staken.

In Oosterbeek bleef generaal Urquhart aandringen op het sturen van versterkingen vooral op het sturen van de Poolse Brigade want zijn situatie was ondertussen kritiek geworden. Ondanks de ongunstige weersomstandigheden werd toen besloten de Poolse Brigade naar het strijdtoneel te laten overvliegen.

Om twee uur ’s middags stegen 114 vliegtuigen op met aan boord 1560 militairen van de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutisten Brigade. De dropping begon om 17.18 uur. Van de 114 vliegtuigen konden slechts 72 de opdracht uitvoeren. In plaats van 1568 Poolse militairen werden er slechts 1003 gedropt. Eenenveertig vliegtuigen ontvingen het bevel om wegens de slechte weersomstandigheden naar hun basis in Engeland terug te keren. Hierin zaten het 1e bataljon, een deel van het 3e bataljon en een compagnie geniesoldaten. Op de terugweg dropte een beschadigde Dakota zijn parachutisten boven België.

De Duitsers ontvingen de parachutisten met machinegeweer- en mortiervuur. Bij de landing sneuvelden vijf soldaten, er raakten 36 gewond. In het eerste treffen met de vijand werden 11 Duitse soldaten krijgsgevangen gemaakt. Nadat de oevers van de Rijn werden bereikt bleek er geen pontveer noch een ander vaartuig aanwezig te zijn. Aan de overkant van de rivier bevond zich de vijand.

Om 22.30 uur  melde  kapitein Ludwik Zwolański zich bij de brigade-commandant generaal Sosabowski. Zwolański was als Poolse verbindingsofficier van de brigade ingedeeld bij de Britse luchtlandingsdivisie. Hij was de Rijn overgezwommen en berichte over de situatie van de divisie. De verliezen bij de Britten bedroegen reeds 40% van de oorspronkelijke sterkte. Tevens melde hij dat de genie vlotten zou bouwen voor de oversteek.

Vrijdag 22 september. De dag was pas een uur oud toen een Britse genie-officier vanaf de andere oever bij generaal Sosabowski kwam met de mede-deling dat de vlotten bijna gereed waren. Vervolgens stak hij in gezelschap van de Britse verbindingsofficier luitenant-kolonel Stevens en kapitein Zwolański met een rubberboot weer de rivier over om verslag uit te brengen op het Britse hoofdkwartier. Om drie uur in de ochtend beval Sosabowski zijn troepen naar Driel te gaan. Dit dorp was reeds van vijanden gezuiverd. De omstandigheden in het dorp waren gunstig voor het organiseren van de verdediging tegen de Duitse aanvallen.

De beloofde vlotten zijn nooit aangekomen. Rond twee uur ‘s middags melden kolonel Charles B. Mackenzie, de chef-staf van de 1e Airborne divisie, met luitenant-kolonel Edward C.W.Meijers, de commandant van de genie, zich bij Sosabowski. Ze brachten het dringend verzoek mee om de eerstkomende nacht de rivier onverwijld over te steken.Om elf uur ’s avonds werd de 8ePoolse compagnie naar de rivier gedirigeerd. Voor  het oversteken waren slechts vijf dinghy’s, opblaasbare rubberboten, beschikbaar. Tot middernacht sneuvelden aan beide oevers 11 Poolse soldaten en raakten er 23 gewond.

Tot drie uur in de ochtend van 23 september brachten de geniesoldaten 52 para’s naar de overkant. De dinghy’s staken zes keerde rivier over daarna waren ze allemaal lek waren geschoten. De genie verloor 15% van haar bestand. De overgestoken Polen betrokken stellingen rond de villa Transvalia bij de Benedendorpsweg in Oosterbeek

Vanaf de vroege ochtend lag Driel onder zwaar Duits vuur. Ook het Poolse veldhospitaal werd getroffen waardoor er slachtoffers vielen onder de gewonden en het verplegend personeel.

In de loop van 22 september arriveerden er enkele pantserwagens en ‘s avonds een tankbataljon van het 30eKorps. De pantserwagens namen deel aan de verdediging van Driel, de tanks bleven, beschermd door de Polen, in bivak. Op 23 september, de feestdag van de brigade, duurden de gevechten in  Driel voort. De chef-staf van de Poolse brigade bereikte het hoofd-kwartier van de 130 Infanteriebrigade, een onderdeel van de 43e Wessex divisie, bij Homoet in de Betuwe te bereiken. Daar kreeg hij de toezegging van 18 boten en voldoende vuursteun voor de oversteek van de Rijn.

Om kwart voor vijf in de middag werd bij Grave 564 Polen die twee dagen eerder op de eerste landingsdag onverrichter zake naar Engeland waren terugkeerde bij Grave gedropt. De volgende avond bereikten ze Driel. Tijdens de dropping liepen 20 parachutisten verwondingen op.

Na middernacht werden 14 boten bij de brigade bezorgd, echter zonder geniesoldaten. De Britse artillerie gaf, zoals beloofd, vuursteun. Gedurende de nacht werd de rest van het 3e bataljon en andere eenheden overgezet. In het totaal bereikten 153 man de 1e Britse Airborne divisie. Ze werden zeshonderd meter ten zuiden van Hartenstein ingezet. De volgende dag verplaatsten de Polen zich naar de Stationsweg aan de oostelijke zijde van Oosterbeek. Tot en met 23 september had de brigade 11 gesneuvelden en 59 gewonden te betreuren.

Op zondagmorgen, de 24e, kwam luitenant-generaal Horrocks naar Driel. Hij besprak de situatie met Sosabowski. De 1e Poolse Onafhankelijke Parachutisten Brigade werd daarna onder het bevel van generaal-majoor Ivor Thomas, commandant van de 43e Infanteriedivisie, geplaatst.

Op de briefing later die dag in Valburg werd besloten dat komende nacht  het  4e bataljon van het Dorsetshire Regiment, een eenheid van de 130e  Britse Infanteriebrigade, en de resterende Polen de Rijn zouden oversteken.

Om negen uur ‘s avonds begaven de bataljons zich naar de oever. In de loop van de nacht kwamen druppelsgewijs de nieuwe boten aan. Uiteindelijk waren om 2 uur in de ochtend 15 FB3-boten afgeleverd met 4 roeiers en 12 bemanningsleden. Pas rond middernacht kon de oversteek beginnen. Als eerste stak het bataljon Dorsetsover. Ze moesten de strategische heuvel De Westerbouwing veroveren. Slechts iets meer dan de helft van de troepen bereikte de overzijde. Velen van hen verdronken.

Het gestelde doel, De Westerbouwing, werd niet veroverd. Inmiddels waren de meeste boten gezonken. De oversteek van de Polen kon toen bij gebrek aan boten geen doorgang vinden. Om half vijf werd de oversteek gestopt  Die dag sneuvelden 2 Poolse soldaten, 10 raakten gewond.

De Duitse beschieting duurden de hele dag en de nacht van 25 op 26 september voort. Intussen vochten de Poolse parachutisten in Oosterbeek schouder aan schouder met hun Britse kameraden tegen de oprukkende Duitsers. De Poolse artilleristen verloren hun laatste stukken anti- tank-geschut en vochten verder als infanteristen. Ook de Polen in Driel lagen de gehele dag onder Duits vuur.

Rond de middag werd de staf van de Poolse brigade geïnformeerd over de voor de komende nacht geplande evacuatie van de manschappen van de 1e Airborne divisie. Onder dekking van een zwaar bombardement van de artillerie van het 30e Korps begonnen de soldaten zich terug te trekken in de richting van de rivier. Een deel van de Polen bereikte de Rijnoever maar de Polen van de 8e compagnie werden niet door de Britten gewaarschuwd en raakten in Duitse krijgsgevangenschap.

Het overzetten eindigde om half zes in de morgen. Van de Britse 1e Airborne divisie kon slechts 2323 man waaronder 160 Polen de zuidelijke oever van de rivier bereiken. Van de Polen sneuvelden die dag 28 soldaten en 45 werden  gewond. Ongeveer 120 Poolse militairen raakten in Duitse krijgsgevangenschap.

Op dinsdagmorgen 26 september om negen uur trok de 1e Poolse Onafhankelijke Parachutisten Brigade zich onder voortdurende beschieting van de Duitse artillerie uit Driel terug naar Nijmegen. Vandaar werden de Polen met vrachtwagens naar de omgeving van Neerloon-Ravenstein-Herpen, ca. 25 km zuid van Nijmegen, verplaatst. De brigade moest het vliegveld en van de bruggen in dit gebied verdedigen. Hierbij sneuvelden nog 15 soldaten en raakten 25 gewond. Op 6 oktober werd de brigade overgebracht naar een Britse basis in België en van daar op 10 en 11 oktober vanuit Oostende per schip naar de Engelse havenplaats Tilbury.

Tijdens de gevechten in Nederland  sneuvelden 97 Poolse militairen, raakten er 218 gewond en werden 120 vermist waarvan sommigen krijgsgevangen gemaakt waren. In het totaal verloor de brigade  23% van haar brigadesterkte.

Het aandeel van de Polen in de strijd om de Rijnbrug was als volgt:
Eenheden van het antitankgeschut en het 3e bataljon namen actief deel aan de strijd in Oosterbeek. Bij de gevechten om Driel werden aanzienlijke Duitse eenheden aan andere strijdtonelen onttrokken. Polen dekten van de aftocht van de Britse Airborne divisie.

Op 9 december 1944 werd generaal Sosabowski onder druk van de Britten afgezet als commandant van de brigade. De Britse legerleiding kon niet verkroppen dat Sosabowski kritiek durfde uit te oefenen op enkele foute beslissingen van de Britten bij de uitvoering van de operatie “Market Garden”. Daarna voerden overste Stanisław Jachnik, vervolgens kolonel Jan Kaminski en tenslotte  luitenant-kolonel Antoni Szczerbo-Rawicz het commando.

Vanaf mei 1945 maakte de 1e Poolse Onafhankelijk Parachutisten Brigade deel uit van het Britse bezettingsleger in Duitsland. Op 19 mei 1947 werd de brigade ontbonden. Het vaandel werd met nog 26 andere vaandels van Poolse eenheden ondergebracht in het Generaal Sikorski Instituut en Museum in Londen.