Toespraak van de Burgemeester van de gemeente Overbetuwe De heer drs. A.S.F. van Asseldonk
tijdens de herdenking van de bijdrage van de
1ste Poolse Onafhankelijke Parachutistenbrigade
aan Operatie Market Garden, 71 jaar geleden
Driel, 19 september 2015

Het is september 2015 en nog elke dag zien we beelden van wanhopige vluchtelingen die naar Europa komen. Terwijl wij hier bij elkaar zijn in Driel zijn er duizenden mensen op de vlucht naar een veilig onderkomen. En als ik dit zo zeg weet ik dat bij u verschrikkelijke beelden naar boven komen. Beelden van mensen die dobberen in te volle bootjes op zee, een verdronken kind aangespoeld op een strand, lijken die uit een verlaten vrachtwagen worden gehaald, wanhopige mensen op een station in Boedapest.

In 1944 moet de bevolking in de Betuwe zich ook zo wanhopig hebben gevoeld. Wat gebeurt er met ons, waar moeten we heen? Er was toen nog geen TV maar uit verhalen van toen blijkt wel hoe erg dat is geweest. Hier en in de directe omgeving was er veel oorlogsgeweld. Er vielen veel doden, huizen werden kapot geschoten en mensen moesten op de vlucht.

Op een beperkt aantal mannen na moest de hele bevolking van de Betuwe dit gebied verlaten, op zoek naar een veilig onderkomen. Duizenden, tienduizenden mensen in Nederland op de vlucht. Kunt u het zich voorstellen? Al deze mensen vonden uiteindelijk betrekkelijk vlot een onderkomen. Bij mensen thuis, in schuurtjes en soms tijdelijk even in een kippenhok. Opgevangen door de bevolking van Nederland en voor een deel in België.

Opnieuw wordt in Nederland op allerlei plaatsen noodopvang geregeld. Nu om vluchtelingen uit Syrië, Eritrea en Ethiopië op te vangen in markthallen, leegstaande kantoren, sporthallen en kazernes. Dagelijks komen honderden nieuwe mensen ons land binnen. Dat betekent dat we in Nederland op meer plekken vluchtelingen moeten opvangen. Die aantallen zullen volgend jaar naar verwachting alleen maar toenemen.

In de Betuwe was men in 1944 afhankelijk van anderen. Nu zullen wij ook in Overbetuwe onze verantwoordelijkheid nemen om mensen die het nodig hebben op te vangen en te helpen. Ik ben zelf jarenlang actief geweest in Vluchtelingenwerk en ik weet wat het betekent voor mensen om weer een nieuw bestaan op te bouwen. Dat is uiterst moeizaam en kan niet zonder hulp van ons allen.

Gelukkig krijg ik allerlei signalen uit onze samenleving van mensen die vinden dat we iets moeten doen in de vorm van kleding, geld en huisvesting. Sportverenigingen, serviceclubs en kerken willen hun steentje bijdragen. De gemeenteraad heeft het college opgeroepen om iets te gaan doen.
En natuurlijk onderzoeken wij als gemeente al op welke wijze wij als uw lokale overheid een bijdrage kunnen leveren aan de opvang van asielzoekers en statushouders en we gaan op korte termijn met concrete acties komen. Ik ben als burgemeester trots op de bereidheid van mensen om de helpende hand uit te steken, ook hier in Driel als het nodig is.

Het is niet verstandig de ogen voor deze problematiek te sluiten. Net zoals het niet verstandig is daarvoor de grenzen sluiten. Dat doen we niet als we hulp van buiten nodig hebben, zoals in 1944 van de Polen en de andere bevrijders. En dat moeten we dus ook nu niet doen, nu mensen van buiten onze hulp zo hard nodig hebben.

De geschiedenis van 1944 herhaalt zich in die zin dat nog steeds mensen op de vlucht zijn en wij verplicht zijn daar iets aan te doen. Deze herdenking blijft mede daarom nodig om het verleden en het heden met elkaar te verbinden.